Berekening van het weerstandsvermogen

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het structurele en het incidentele weerstandsvermogen.

Structurele weerstandsvermogen

Het structurele weerstandsvermogen bestaat uit de begrotingspost onvoorzien. De post onvoorzien moet een soepele uitvoering van de begroting vergemakkelijken. Het zorgt zodoende voor een beetje flexibiliteit. De post onvoorzien bedraagt € 0,8 mln.

Incidenteel weerstandsvermogen

In Den Haag wordt het weerstandsvermogen gevormd door de algemene reserve, de programmareserves, centrale bedrijfsvoeringsreserve, de centrale reserves onderhoud en de reserve grondbedrijf. De standen van de bovenstaande reserves zijn per einde 2017 naar verwachting als volgt:

Verwachte stand 31/12/2017

Hoogte in euro’s

  1. Algemene reserve

70,3

mln.

  1. Reserve Grondbedrijf

58,0

mln.

  1. Programmareserves

13,4

mln.

  1. Centrale bedrijfsvoeringsreserve

8,4

mln.

  1. Centrale reserves onderhoud

9,3

mln.

Totaal

159,4

mln.

Ad 1) De algemene reserve dient voor het afdekken van tekorten in de gemeentelijke jaarrekening.
Hiermee wordt voorkomen dat elke financiële tegenvaller dwingt tot onmiddellijk bezuinigen. Niet alle gemeenten lopen dezelfde risico’s. Het is daardoor niet mogelijk een algemene norm te stellen voor een eenduidige relatie tussen de algemene reserve en de risico’s. Iedere gemeente moet op basis van de eigen specifieke situatie een beleidslijn formuleren over het noodzakelijk geachte weerstandsvermogen. Inherent aan risico's is dat de precieze omvang van de mogelijke schade of kosten niet vaststaat. Dat komt natuurlijk vooral omdat het altijd gaat om een onzekere gebeurtenis, met navenant onzekere kosten. De gemeente Den Haag maakt gebruik van een risicocumulatiemodel. Hierbij wordt van elk risico de kans berekend dat het zich voordoet, gesimuleerd wordt dat een combinatie van bepaalde risico’s zich voordoet. Met dit model maken we een zo goed mogelijke berekening van de noodzakelijke hoogte voor het weerstandsvermogen. Uit de berekening bij de begroting 2018 volgt dat de hoogte van het weerstandsvermogen € 71,1 moet zijn (rekening houdend met de post onvoorzien van € 0,8 mln.)

Ad 2) De reserve Grondbedrijf is de financiële buffer voor het Grondbedrijf.
De reserve is nodig om te verhinderen dat tekorten van het grondbedrijf de totale gemeentelijke financiële huishouding verstoren. Opbrengsten uit grondexploitaties worden aan deze reserve toegevoegd, verliezen uit grondexploitaties worden hiermee verrekend. Voor het bepalen van het benodigde weerstandsvermogen worden periodiek risicoanalyses uitgevoerd. Van alle grondexploitaties worden de algemene risico’s van de marktontwikkelingen in beeld gebracht. Van de 40 grootste grondexploitaties worden bovendien specifiek naar de projectrisico’s en projectkansen gekeken. Het benodigde weerstandsvermogen wordt uitgedrukt in een bandbreedte. Het minimaal benodigde weerstandsvermogen wordt bepaald door de risico’s op alle projecten te verminderen met het totaal aan kansen en de verwachte voordelen uit winstgevende projecten. De verwachte stand van de reserve Grondbedrijf per 31/12/2017 is € 58,0 mln. Zie de paragraaf Grondbedrijf voor een gedetailleerde onderbouwing van de actuele hoogte van de reserve Grondbedrijf.

Ad 3) De programmareserves
De Programmareserves zijn aan het begin van deze coalitieraadsperiode gevormd. In de verordening Financieel Beheer en Beleid staat de werking van deze reserves beschreven. De programmareserves zijn bedoeld om tussentijdse risico’s en tegenvallers op te vangen. De verwachte stand van de Programmareserves per 31/12/2017 bedraagt € 13,4mln.

Ad 4) De dienstcompensatiereserves zijn opgegaan in de centrale bedrijfsvoeringsreserve
In de verordening Financieel beheer en beleid 2014 zijn de dienstcompensatiereserves, in afwachting van de centralisatie van de bedrijfsvoering, blijven bestaan. Vooruitlopend is een deel van de dienstcompensatiereserves destijds overgeheveld naar een nieuwe centrale bedrijfsvoeringsreserve. Aan de Raad is gemeld dat eind 2017 de dienstcompensatiereserves worden opgeheven. Per 1 juni is een fors deel van de bedrijfsvoering gecentraliseerd. Daar komt bij dat met ingang van 2017 de overhead door een wijziging in landelijke regelgeving niet langer per programma wordt begroot en verantwoord, maar op een centraal overzicht overhead. Omdat de dienstcompensatiereserves vooral bedoeld waren voor kleinere knelpunten in de bedrijfsvoering hebben deze hierdoor hun belangrijkste functie verloren. Het college heeft daarom besloten bij het Halfjaarbericht 2017 de dienstcompensatiereserves op te heffen en de middelen toe te voegen aan de huidige centrale bedrijfsvoeringsreserve (CBR). De verwachte stand van de centrale bedrijfsvoeringsreserve bedraagt per 31/12/2017 € 8,4 mln.

Ad 5) In deze programmabegroting is de systematiek van de onderhoudsvoorzieningen vastgoed en buitensportfaciliteiten gewijzigd. In de commissiebrief “Aanpassingen en verbeteringen in het financieel beheer van de gemeente Den Haag” wordt u hiervoor uitgebreid geïnformeerd. Om de systematiek goed te laten functioneren is voor zowel vastgoed als buitensportfaciliteiten een centrale reserve onderhoud ingesteld. De centrale reserves hebben tot doel het verrekenen van jaarrekeningsresultaten op het onderhoud van vastgoed en buitensportfaciliteiten. Daarnaast dienen de centrale reserves onderhoud voor het opvangen van de fluctuaties die van jaar tot jaar kunnen optreden in de onderhoudslasten. De verwachte stand van de centrale reserves onderhoud per 31/12/2017 bedragen € 9,3 mln.